EUR-Lex Document 61990CJ0320
Karar Dilini Çevir:


Avis juridique important
| 61990J0320
ARREST VAN HET HOF VAN 26 JANUARI 1993. - TELEMARSICABRUZZO SPA EN TELALTITALIA SRL EN TELELAZIO SPA TEGEN CIRCOSTEL, MINISTERO DELLE POSTE E TELECOMUNICAZIONI EN MINISTERO DELLA DIFESA. - VERZOEK OM EEN PREJUDICIELE BESLISSING: PRETURA DI FRASCATI - ITALIE. - PREJUDICIELE VERWIJZING KRACHTENS ARTIKEL 177 EEG-VERDRAG - VOORWAARDEN. - GEVOEGDE ZAKEN C-320/90, C-321/90 EN C-322/90.

Jurisprudentie 1993 bladzijde I-00393
Zweedse bijz. uitgave bladzijde I-00001
Finse bijz. uitgave bladzijde I-00001



Samenvatting
Partijen
Overwegingen van het arrest
Beslissing inzake de kosten
Dictum
Trefwoorden

++++
Prejudiciële vragen ° Bevoegdheid van Hof ° Grenzen ° Vraag gesteld in context waarin nuttig antwoord uitgesloten is
(EEG-Verdrag, art. 177)
Samenvatting

Wegens het vereiste om tot een voor de nationale rechter nuttige uitlegging van het gemeenschapsrecht te komen, is het noodzakelijk dat deze rechter een omschrijving geeft van het feitelijk en juridisch kader waarin de gestelde vragen moeten worden geplaatst, of althans de feiten uiteenzet waarop die vragen zijn gebaseerd. Deze eisen gelden in het bijzonder op het gebied van de mededinging, dat door complexe feitelijke en juridische situaties wordt gekenmerkt.
Partijen

In de gevoegde zaken C-320/90, C-321/90 en C-322/90,
betreffende een verzoek aan het Hof krachtens artikel 177 EEG-Verdrag van de Pretura di Frascati (Italië), in de aldaar aanhangige gedingen tussen
Telemarsicabruzzo SpA
en
Circostel, Ministero delle Poste e Telecommunicazioni en Ministero della Difesa,
en tussen
Telaltitalia Srl
en
Circostel, Ministero delle Poste e Telecommunicazioni en Ministero della Difesa,
en tussen
Telelazio SpA
en
Circostel, Ministero delle Poste e Telecommunicazioni en Ministero della Difesa,
om een prejudiciële beslissing over de uitlegging van de artikelen 85, 86 en 90 EEG-Verdrag in verband met de gedraging van de Italiaanse regering met betrekking tot de toekenning van de voor televisieuitzendingen bestemde UHF-kanalen,
wijst
HET HOF VAN JUSTITIE,
samengesteld als volgt: O. Due, president, C. N. Kakouris, G. C. Rodríguez Iglesias, M. Zuleeg en J. L. Murray, kamerpresidenten, G. F. Mancini, R. Joliet, F. A. Schockweiler, J. C. Moitinho de Almeida, F. Grévisse, M. Diez de Velasco, P. J. G. Kapteyn en D. A. O. Edward, rechters,
advocaat-generaal: C. Gulmann
griffier: H. A. Ruehl, hoofdadministrateur
gelet op de schriftelijke opmerkingen ingediend door:
° de vennootschap Telemarsicabruzzo SpA, vertegenwoordigd door G. Rubini, advocaat te Frascati,
° de vennootschap Telelazio SpA, vertegenwoordigd door F. Paoletti, advocaat te Rome,
° de Italiaanse regering, vertegenwoordigd door L. Ferrari Bravo, hoofd van de dienst Diplomatieke geschillen van het Ministerie van Buitenlandse zaken, als gemachtigde, bijgestaan door S. Laporta, avvocato dello Stato,
° de Commissie van de Europese Gemeenschappen, vertegenwoordigd door E. Traversa, lid van haar juridische dienst, als gemachtigde,
gezien het rapport ter terechtzitting,
gehoord de mondelinge opmerkingen van de Italiaanse regering en de Commissie ter terechtzitting van 9 juni 1992,
gehoord de conclusie van de advocaat-generaal ter terechtzitting van 6 oktober 1992,
het navolgende
Arrest
Overwegingen van het arrest

1 Bij beschikkingen van 4 september 1990, ingekomen bij het Hof op 22 oktober daaraanvolgend, heeft de Vice Pretore di Frascati (Italië) krachtens artikel 177 EEG-Verdrag twee prejudiciële vragen gesteld over de uitlegging van de verdragsbepalingen inzake mededinging, om te kunnen beoordelen of bepaalde aspecten van een nationaal stelsel voor de verdeling van frequenties voor de televisieomroepdienst met het gemeenschapsrecht verenigbaar zijn.
2 Die vragen zijn gerezen in het kader van geschillen tussen enerzijds de vennootschappen Telemarsicabruzzo, Telaltitalia en Telelazio, eigenaars van televisiezenders, en anderzijds Circostel (Circolo Costruzioni Telegrafiche e Telefoniche di Roma, dienst aanleg telegrafie- en telefoonnetwerken van Rome), het Ministerie van Posterijen en Telecommunicaties en het Ministerie van Defensie.
3 Ter toelichting van die vragen beperkt de Vice Pretore di Frascati zich in de zaken C-320/90 en C-322/90 ertoe, na de inhoud van artikel 86 EEG-Verdrag te hebben weergegeven, te stellen dat deze bepaling iedere vorm van monopolie verbiedt. In zaak C-321/90 voegt hij daaraan toe, dat voor hem een bevoegdheidsprobleem is gerezen. Hij is niettemin van mening, dat wegens de voorrang van het gemeenschapsrecht die exceptie niet kan worden onderzocht alvorens aan het Hof prejudiciële vragen zijn gesteld. Hij preciseert voorts, dat zelfs indien hij onbevoegd is, deze vragen gerechtvaardigd zijn om redenen van proceseconomie.
4 De door de Vice Pretore di Frascati gestelde prejudiciële vragen luiden als volgt:
"1) Vormt de omstandigheid dat de Italiaanse regering zich het gebruik van een aantal kanalen voor televisieuitzendingen heeft voorbehouden en aldus het particuliere gebruik van de UHF-kanalen 67 tot 99 en inzonderheid van de kanalen 67, 68 en 69 onmogelijk maakt, een schending van de artikelen 85, lid 3, en 86 EEG-Verdrag, nu zij geen regeling heeft vastgesteld inzake de cooerdinatie van het gebruik van die kanalen?
2) Is deze handelwijze verenigbaar met het EEG-Verdrag en met de daarin neergelegde mededingingsregels?"
5 De Commissie wijst er vooraf op, dat de verwijzingsbeschikkingen laconiek zijn en zeer zuinig met feitelijke en juridische gegevens op grond waarvan het voorwerp van de gestelde vragen zou kunnen worden bepaald en de inhoud en strekking ervan zouden kunnen worden begrepen.
6 Er zij aan herinnerd, dat wegens het vereiste om tot een voor de nationale rechter nuttige uitlegging van het gemeenschapsrecht te komen, het noodzakelijk is dat deze rechter een omschrijving geeft van het feitelijk en juridisch kader waarin de gestelde vragen moeten worden geplaatst, of althans de feiten uiteenzet waarop die vragen zijn gebaseerd.
7 Deze eisen gelden in het bijzonder op het gebied van de mededinging, dat door complexe feitelijke en juridische situaties wordt gekenmerkt.
8 De verwijzingsbeschikkingen bevatten dienaangaande echter geen enkele aanwijzing.
9 Het door de nationale rechter overgelegde dossier en de schriftelijke opmerkingen hebben het Hof weliswaar, zoals blijkt uit het rapport ter terechtzitting, enige informatie verschaft ° evenals overigens de door partijen ter terechtzitting gemaakte opmerkingen °, doch deze informatie is zo fragmentarisch, dat het Hof, bij gebreke van voldoende kennis van de feiten die aan het hoofdgeding ten grondslag liggen, niet in staat is om, overeenkomstig het verzoek van de verwijzende rechter, de communautaire mededingingsregels uit te leggen in verband met de situatie die voorwerp is van dat geding.
10 Onder deze omstandigheden behoeven de door de Vice Pretore di Frascati gestelde vragen niet te worden beantwoord.
Beslissing inzake de kosten

Kosten
11 De kosten door de Italiaanse regering en de Commissie van de Europese Gemeenschappen wegens indiening van hun opmerkingen bij het Hof gemaakt, kunnen niet voor vergoeding in aanmerking komen. Ten aanzien van de partijen in het hoofdgeding is de procedure als een aldaar gerezen incident te beschouwen, zodat de nationale rechterlijke instantie over de kosten heeft te beslissen.
Dictum

HET HOF VAN JUSTITIE,
gelet op de door de Vice Pretore di Frascati bij beschikkingen van 4 september 1990 gestelde vragen, verklaart:
De gestelde vragen behoeven niet te worden beantwoord.
Top

Full & Egal Universal Law Academy